De temperatuur is opgelopen naar 43 graden als we de plek vinden waar we wild willen kamperen aan de Luangwa-rivier in Zambia. Omdat het kurkdroog is, zoeken we een zanderige plek aan de hoge oever zodat we zo weinig mogelijk risico lopen om met ons kampvuur een ‘bushfire’ te ontsteken. Er loopt een olifantenpad dat kennelijk vooral door de nijlpaarden gebruikt wordt. We houden wat afstand zodat de dieren geen last van ons hebben en wij tegelijkertijd de schaduw van een grote Baobab kunnen benutten voor wat koelte. In de oeverwand hebben knalrode bijeneters hun nesten gebouwd en ze vliegen in al hun kleurige pracht af en aan.
Moe en zweterig installeren we ons, vlak voor de zon ondergaat, voor een sundowner. We hebben vrij uitzicht op een groep giraffen en een kudde buffels. We horen het eerste gezoem om ons hoofd. En daar blijft ‘t niet bij. Van alle kanten worden we vanuit het niets, belaagd door Tseetsee-vliegen. Ze steken gemeen en op plekken waar je net niet bij kunt. Als de zon achter de horizon verdwijnt, zijn ook de vliegen weg, ons met te veel branderige beten achterlatend. Dat zijn toch de momenten dat je je weleens afvraagt waarom een caravan in Zuid-Frankrijk geen optie is. De wind die plots opsteekt en hoort bij een verdwaalde onweersbui in de verte, neemt de laatste vliegen mee. En daarmee verwaaien ook de kortstondige plannen voor Frankrijk.
Na het heftige olifantenspektakel in Hwange, weten we uit ervaring dat het lastig kan zijn de draad weer op te pakken. Het is net of je interne harde schijf volloopt en er een pauze nodig is om weer open te staan voor nieuwe ervaringen.
We nemen de route die zuidelijk van het Kariba-meer door Zimbabwe loopt, naar Zambia en blijven wat langer plakken in Maabwe, een mooie plek met uitzicht over het grote meer. De route door dit, door economische malaise geteisterde, land is wel wat bevreemdend. We hebben bijvoorbeeld geen geld gewisseld. Er zijn namelijk nauwelijks nog winkels waar iets te koop is en op de kampeerplekken die we uitkiezen hebben ze liever Amerikaanse dollars dan de lokale ‘bonds’. Op het brandstoftekort zijn we voorbereid. Onze tanks hebben al goed gevuld in Botswana. Een goed besluit want een benzine-pomp zijn we in Zimbabwe niet meer tegengekomen. Ook zijn we gewend aan reuring langs de weg. Stalletjes, fietsers, vrouwen in kleurige doeken die behendig grote emmers met van alles op hun hoofd laden. Maar niets van dat alles in Zimbabwe. Op de bijna 500 kilometer, gravelweg (meestal redelijk te doen, soms met grote, onvoorspelbare gaten) komen we welgeteld acht auto’s tegen. De rieten hutten, waarvan er tientallen staan, zijn soms nieuw gedekt maar de meesten liggen er verlaten bij. Veel mensen zien we niet. Alleen bij de steengroeve waar we op een verlaten en verwaarloosd jagers-kamp mogen staan, zien we veel jonge mannen. Ver onder ons aan een rivier, hameren ze grote keien tot grind. Een enkele keer zien we vrouwen en kinderen rond een waterpomp voor drinkwater of de was. De uitgestrekte tabaks- en maisvelden van weleer zijn verdwenen en we zien niet dat er iets anders voor terug is gekomen. Hoe mensen hier rondkomen is ons een raadsel.
Heel anders is het in Zambia. Gelijk als we de grens oversteken bij Kariba is de weg weer drukbevolkt en in Lusaka staan we lang vast in een dikke file. Alle verkeer loopt over een knooppunt dat, niet helemaal deskundig, door mannen met fluitjes wordt gereguleerd. Het is chaos. Zwaar beladen vrachtwagens, bouwverkeer en busjes die uitpuilen met mensen en spullen verdringen elkaar op weg naar de rotonde. Soms zien we ook een geit of kippen op het dak gebonden. Er tussendoor lopen vrouwen met fruit, zonnebrillen, wc-borstels, hondenriemen of iets anders waar je zomaar om verlegen zou kunnen zitten. Wij zitten hoog en droog in onze Harry en voelen ons geamuseerde toeschouwers van dit kleurige straattoneel.
We laten na een paar dagen de kramen met tomaten en mooi gevlochten manden achter ons en zetten koers naar naar Nsefu, een sector in het oosten van South Luangwa National Park. Het gebied is niet nieuw voor ons. Wie ons al wat langer volgt weet zich misschien nog wel onze avonturen met Chris en Sas, precies twee jaar geleden, te herinneren. De weg richting het park loopt langs talloze kleine dorpjes die in de schaduw van grote mangobomen zijn gebouwd. De bomen hangen vol vruchten die bijna rijp zijn en het duurt niet lang voordat zakken vol de weg vinden naar de markt of een fabriek. De weg die we volgen is niet al te best. Ed stuurt de auto over de smalle, door de regen gevormde, dijkjes waar Harry zich als een volleerd ballerina overheen laat navigeren.
Vanaf de grens van het beschermde gebied zoeken we de route langs de rivier. Het stroomgebied van de Luangwa is breed en ligt bezaaid met grote, grillig gevormde boomstammen. Omdat het water in deze periode laag staat, vormen zich grote zandbanken. Veel dieren gebruiken deze betrekkelijk veilige banken om te grazen of te rusten. Goed gecamoufleerd met hun geelbruine vacht, vinden we tussen alle grazers ook twee leeuwinnen in het zand. Uitbuikend in de warme zon.
Na een vroeg ontbijt op onze wildkampeerplek bij de rode bijeneters, zoeken we onze weg over een onduidelijk pad. Niet veel later worden we gestopt door een landcruiser gevuld met bewapende mannen. Ze zwaaien vriendelijk en de grootste van het stel, gekleed in militair tenue, komt ons vertellen dat we in een gebied met een jachtconcessie rijden. En dat zou niet toegestaan zijn. We vinden het een raar verhaal maar een discussie met mannen en grote geweren lijkt ook niet handig. De jagers zijn op olifantenjacht. ‘Niet weer’, denk ik. We delen Haagse hopjes uit en vertellen dat we op zoek zijn naar de doorgaande weg, intussen proberend de tseetsee-vliegen weg te meppen. Het hopje lijkt het ijs te breken en we worden verder gewuifd. Gelukkig zijn we deze keer geen getuige van een moordpartij.
Het zijn vooral de vogels die dit keer in Luangwa de show stelen. Kleurig, snel en in grote getale. Alsof we door een volière rijden. We kunnen helaas alleen maar met gesloten ramen rondrijden. Door de verdwaalde heftige onweersbui zijn de tseetsee-vliegen uitermate agressief en hangen met wolken tegelijk rond de auto. ‘Op zoek naar een gratis bloeddonatie’. De ranger die we onderweg tegenkomen legt het vrolijk uit, terwijl hij wat exemplaren uit zijn nek veegt. Het schijnt dat de vliegen alleen de zebra’s mijden, verward door de het zwart-wit patroon. Misschien moeten we Harry een andere camouflage geven voor een volgende keer? Als we in de avond onze beten verzorgen en onverwachts een luipaard voorbij zien lopen, vinden we dat dat de kers op de taart is. Het is tijd voor een bestemming zonder tseetsee . We gaan onderweg naar Lake Malawi.
Route
Hwange, Maabwe Bay Camp, Senyati River Camp, Siavonga, Lusaka, Petauke, Wild Camp, Nsefu, Lilongwe