“Sorry Sir, sorry Mammie, this is not what we usually like to show to our visitors”. We rijden in het noorden van Khaudum, een afgelegen park in een verre uithoek van Namibië. Ons idee is om een dag of drie te blijven. Inmiddels zijn dat er zes geworden. Morgen gaan we echt verder dus we vinden het niet zo erg dat we ergens een verkeerde afslag nemen en vlakbij de gate uitkomen. Kunnen we vast onze parkfees betalen voor de extra dagen en morgen zonder oponthoud vertrekken. Er komen ons twee wagens met park-staff tegemoet. We zwaaien naar de eerste en zien dan een Kudu door de droge rivierbedding rennen met iets kleins er achteraan, net zichtbaar in de stofwolk. Wij blij. Dat kunnen alleen maar wild dogs zijn, de prachtig gevlekte jagers die zoveel weg hebben van de honden thuis. Maar er klopt iets niet. Als ik mijn lange lens op een achterblijver richt, blijkt het een ‘gewone’ hond te zijn. Een zwerver of een jachthond. De tweede auto keert razendsnel en de mannen achterin hebben inmiddels hun wapens paraat. We zoeken dekking bij de gate en horen geschreeuw en veel schoten. We ruiken het kruit. Ik durf niet eens te kijken en trek voor de zekerheid mijn Masai deken ver over mijn ogen. Alsof dat helpt.
Een van de mannen komt naar ons toe met een zorgelijke, diepe frons. Hij legt ons uit wat er gaande is. Sinds een paar weken wordt er aan de rand van het park weer gestroopt. Daarvoor worden deze vier honden gebruikt die de prooidieren opjagen naar de stropers. Er zijn al een paar arrestaties verricht maar de jachthonden, die er overigens uitzien als verweesde straathonden, kregen ze tot nu toe niet te pakken. Vandaag wel. Voor deze mannen, die onderdeel uitmaken van de anti-stropers brigade is er geen andere optie en niet veel later zijn de honden onderweg naar de hondenhemel. Degene die het best Engels spreekt komt omstandig zijn excuus aanbieden. Zo prettig is het natuurlijk niet om hier getuige van te zijn. Tegelijkertijd zien we de toewijding waarmee deze mensen dit park beschermen en is het wel bijzonder om een inkijkje te krijgen in hun rauwe realiteit.
Onplezierige verrassing
Na een vlotte reis via Brussel, Amsterdam en Johannesburg, zoals gebruikelijk, bepakt en bezakt met zware bagage, wacht ons in Windhoek een minder prettige verrassing. Ed was vorig jaar al wat bezorgd over de kit dat het dak van onze Harry waterdicht houdt. De auto wordt veel en intens gebruikt in de hete Afrikaanse zon. Het muggengaas van onze tent is inmiddels doorgebrand, de kleur van de auto wordt dof en de kit van het dak vertoont wat kleine kraakjes. Voordat we echt op stap gaan, willen we dit keer extra tijd besteden aan wat grotere en kleine onderhoudsklussen. Onze vage plannen om toch over te stappen naar een auto met Namibisch kenteken, zetten we in de ijskast nu de Namibische overheid veel onduidelijkheid creëert met hun nieuwe visumplannen voor reizigers uit Schengen-landen.
De nieuwe (zit)kussens liggen klaar bij aankomst op Elisenheim en we mogen gelijk ons boodschappenlijstje bij Pierre afgeven voor de slagerij. Hij neemt onze bestelling mee met zijn wekelijkse lijst voor het restaurant. Als het dak opengeklapt wordt, ziet Ed gelijk lekkagesporen en onze slaapzakken ruiken muf. Windhoek heeft dit jaar alleen in maart en april een paar dagen regen van betekenis gehad. Precies in die tijd stond ons huis op wielen buiten bij de garage voor onderhoud en niet overdekt in de stalling. Het water heeft zijn weg via de mini-scheurtjes in de kit naar binnen gevonden, met als gevolg dat onze auto tijdelijk onbewoonbaar is geworden. Goede raad is duur. Maar niet bij de familie Werner van Elisenheim. Er wordt een kamer voor ons klaar gemaakt, wat gewassen kan worden gaat gelijk de machine in en Nicole, die onze kussens gemaakt heeft, zorgt voor professionele reiniging van de matras. De volgende dag staat er een riant ontbijt voor ons klaar zodat wij gelijk op zoek kunnen naar beddengoed op de adressen die Janna ( de schoondochter des huizes ) al voor ons klaargelegd heeft. Wat een lieve mensen zijn het toch! Na twee dagen is het ergste leed geleden en slapen we onder ons nieuwe, frisse dekbed. Gevuld met ganzendons notabene. Ook nog eens een enorme verbetering na onze zware slaapzakken. We verhuizen een dagje naar Urban Camp in de stad. We hebben daar afgesproken met Frans en Flos, waarmee we na onze eerste ontmoeting in Zambia, alweer lang geleden, te hooi en te gras, contact houden. De laatste keer reden we samen naar Campr, onze camperbouwer. Ze waren echt nieuwsgierig naar de voortgang van de ombouw van onze Mercedes-bus , wat wij op onze beurt natuurlijk heel erg leuk vonden. Nu treffen we elkaar een avondje in Windhoek. Gezellig en ook wel weer bijzonder.
Een huisje in Swakop
Afgelopen reis maakten we al een afspraak bij NamibCampers in Swakopmund voor de vervanging van onze reservetank. Wat groter en robuuster dan de huidige en het voorkomt bij lange trips, dat we de stinkende diesel in losse jerrycans, als reserve, moeten vervoeren. En zoals dat gaat is er geen nadeel denkbaar zonder voordeel. Had de auto niet in de garage gestaan maar bij de stalling, dan hadden we de lekkage niet opgemerkt. Hadden we de afspraak in Swakopmund niet gepland, hadden we ook geen goede oplossing voor de lekkage in ons dak gehad.
Dat we niet geholpen zijn met een tijdelijke oplossing blijkt al snel nadat Ed met de mannen van NamibCampers het dak inspecteert. De tank is dan al, zonder problemen, vervangen. We houden ruggespraak met Angi en Thomas (onze reismaatjes in Kgalagadi vorig jaar en door hun familie als vermist opgegeven). Als bouwers van vergelijkbare auto’s (DeserTec) weten zij als geen ander wat wel en niet kan. We bijten door de zure appel heen, huren een klein huisje en laten het dak compleet renoveren. Dan kunnen ook gelijk wat andere constructie-irritaties van Ed, op een andere manier opgelost worden. Na wat aarzelen en veel overleg, wil het bedrijf ons probleem toch gelijk aanpakken, terwijl ze eigenlijk tot over de oren in het werk zitten. We kennen elkaar al langer en de mannen hebben met ons te doen omdat we op deze manier, ondanks de extreme droogte dit jaar, niet echt verder kunnen. Het betekent wel dat we nog een dag of tien, in het stadje vast zitten. Overigens zijn er slechtere plekken denkbaar om te stranden.
We maken van de nood een deugd. Lopen elke dag naar de werkplaats voor overleg, wandelen langs de oceaan en besteden tijd aan het fotograferen van de zachtroze flamingo’s bij Walvisbaai. Het is toch bijzonder dat deze sierlijke vogels zich juist in deze industriële havenstad het best thuis voelen.
We worden vaste klant bij Andy’s en de Old Sailor voor vis en bij Gabriela’s voor de pasta. De pittige meiden bij Slow Town Coffee Roasters weten na twee keer al dat we graag een espresso drinken en in de rij staan voor de bestelling hoeft al snel niet meer. De straatventer met zijn tomaten zwaait alleen nog, wetende dat hij zijn waar niet aan ons kwijt kan.
Na een paar dagen arriveert Sven. We zouden met elkaar naar Khaudum gaan. Voor hem als onderbreking onderweg naar Lusaka, voor ons een mooie stop onderweg plannen naar Botswana. Dat loopt nu anders. Samen doorkruisen we lopend het stadje, Sven klimt op de trein voor een praatje met de machinist die al een paar dagen vast staat met een kapotte motor en aan het eind van de dag proberen we bij een kaasplankje een heerlijke ‘Boven Verwachting’ witte wijn bij de gezellige Bar zonder Naam. Dat is nauwelijks afzien te noemen. Het zijn gezellige dagen ondanks de kou langs de oceaan. 14 graden en een straffe wind. Omdat de huisjes geen verwarming hebben, zetten we af en toe de oven maar aan om de woonruimte te verwarmen.
En dan breekt toch het moment aan. Na zo’n 200 wandelkilometers, ongeveer zestig espresso’s, ontelbare uren met een boek op het oncomfortabele bankje in de werkplaats, twee dagen met Sven, genoeg sushi’s, pasta en iets te veel wijn, is de auto weer tiptop in orde. Nog even snel boodschappen, water tanken en toch nog even langs bij de Toyota om mijn raam dat scheef wegdraait, te restaureren en dan onderweg naar de grote leegte. Iets noordelijker en bij wat hogere temperaturen vinden we een wondermooie kampeerplek. Van het gebaande pad af, na een paar ezelhekken vinden we een plek, uit de wind, met indrukwekkend zicht op Spitzkoppe, de karakteristieke rots die uit het niets, in het lege landschap verrijst.
We grillen verse kaasworstjes van de slager in Swakopmund en roerbakken wat pikante groenten op ons vuurtje om daarna te genieten van de prachtige sterrenhemel. De barking gecko’s’ zetten bij het laatste licht, het eerste couplet van hun eindeloze concert in. Mooier gaat het na al dat gedoe niet worden.
Khaudum
Het park staat al zo lang op ons wensenlijstje. Afgelegen en ruig. Zanderig en eenzaam. Precies wat we zoeken. Na een koffiestop met carrot cake in Omaruru schieten we lekker op naar Roy’s Camp en gebruiken, voorlopig, onze laatste internetverbinding. We hebben in ons hoofd bij een van de grote Baobabs, vlak voor het park en 220 km verderop, de nacht door te brengen zodat we vroeg het park in kunnen rijden. De lange, saaie zanderige gravelweg rijdt echter vlot door zodat dat we al rond lunchtijd voor het hek staan. Om Ed bij de les te houden, gaat er nog wel een olielampje branden onderweg. Gelukkig loos alarm.
De jaarlijkse gamecount is gaande. Anders dan in Hwange wordt er in Augustus, September en October, per keer 72 uur dieren geteld dus alle platforms op de uitzichtpunten zijn drie dagen in gebruik genomen door de tellers. Of we dat heel leuk vinden weten we nog niet. We kennen de verhalen van feestvierende vrijwilligers die vooral een leuke tijd hebben en minder bezig zijn met de dieren. Hoe anders loopt het.
Op aanwijzing van de eigenaren van Sikereti, waar we kamperen, zoeken we onze weg langs een droge rivierbed. Van te voren hadden we ons een voorstelling gemaakt van stuivende vlaktes, dus zo langs een oude waterloop rijden met wat groenige bomen is een prettige verrassing. De eerste olifanten komen in zicht. Een grote familie van wel dertig grijze reuzen. Er zullen er nog heel veel volgen. De tellers op dit het platform, spreken geen Engels maar laten wel enthousiast hun telformulier zien als wij met handen en voeten uitleggen dat wij volgende maand in Hwange dieren gaan tellen. Ze hebben die dag wild dogs gezien in de vroege ochtend. Ook in de dagen erna horen we bijna bij elk tel-station dat er wild dogs gezien worden. We blijven ze missen. Bij deze eerste plek waar de mannen tellen en bivakkeren, ruikt het bij aankomst wat merkwaardig. Er ligt vast ergens een dood beest.
Bijzondere ontmoetingen
En dat blijkt de volgende ochtend ook inderdaad zo te zijn. Maar anders dan we dachten. We kiezen een ander platform om poolshoogte te nemen en treffen een oude, krakkemikkige ‘hide’, volgestouwd met potten, pannen, meel en olie. Ook hier weer dat rare luchtje. Bedorven en zoetig. Al gauw merken we een rij wapperende flapjes op. De hele reling hangt er vol mee. Ziet er niet fris uit. We treffen Thomas, de energieke beheerder van het zuidelijke deel van het park. Hij legt uit dat de count inmiddels niet meer gedaan wordt door willekeurige Namibische vrijwilligers maar door medewerkers van Khaudum National Park en de omliggende consessies. Ze krijgen daar niet voor betaald maar het ‘hoofdkantoor’ in Rundu zorgt er voor dat iedereen ruim voorzien wordt van vers vlees. Meestal mogen er twee kudu’s geschoten worden. Dit keer is dat niet helemaal goed gegaan. De teams mogen een buffel verdelen. Normaal gesproken een traktatie. Deze was al wat langer met de vrachtwagen onderweg vanuit Katima Mulilo, zo’n twee dagen rijden naar dit deel van het park. Ongeprepareerd, onafgedekt en vergezeld van een horde vliegen. Dat komt de kwaliteit van het vlees niet perse ten goede. De buffel hangt nu in reepjes gesneden, te drogen in de hoop dat het op die manier nog eetbaar blijft. De mannen raden ons met een vette lach aan om het vlees vooral niet te proeven. Niet geschikt voor onze magen. In plaats daarvan halen wij wat muffins uit de auto en drinken met zijn allen koffie en thee. Thomas legt, zichtbaar trots op ‘zijn’ park, van alles uit. Hoe blij hij is met de ondersteuning van twee NGO’s, het WereldNatuurFonds en de Duitse Kreditanstalt Fur Wiederaufbau (KFW), waardoor ze de broodnodige boreholes kunnen aanleggen waaruit water gepompt wordt. Hij vindt dat hij geluk heeft met zijn personeel, dat geen belangstelling voor alcohol heeft. De humor waarmee hij verhaalt over zijn worsteling met de richtlijnen over gendergelijkheid werkt aanstekelijk. Hoe wij daar mee omgaan en hoe dat nou zit met het ‘woke’-gebeuren. Ga er maar aan staan. Zo’n vraag terwijl je bij je muffin,tussen de wapperende stukjes buffel naar de olifanten kijkt.
Na een paar uur vertrekken we naar de volgende waterhole waar het ‘Dussi’-team bezig is het buffelvlees te frituren. Dat ruikt eigenlijk heel lekker. Rachel en Vicky, die hier de scepter zwaaien, trekken een beetje hun neus op. Het is een noodgreep om nog iets van het vlees te maken. Beiden hebben een leidinggevende functie. De een in dit park en de ander in Manyetti, een park verderop dat nog niet zo lang open is. Eerlijkheidshalve moet ik wel bekennen dat de kleurige douchemuts die Rachel draagt, om haar net kunstig gevlochten haren tegen het stof te beschermen, me in eerste instantie op het verkeerde been zet. Deze stoere dames willen van alles weten over onze game count en vertellen vrijuit over hoe lastig het is voor hen om verder door te groeien vanuit hun huidige functie. Dat klinkt als iets herkenbaars.
De dag vliegt om en we zijn blij dat we bij Edwin, de eigenaar van de Lodge, kunnen eten. Voor koken hebben we helemaal geen tijd op deze manier. Intussen kruizen op onze weg, tientallen, misschien wel honderden dieren. Vooral olifanten en Roan-antilopen, die wel wat weg hebben van sierlijke paarden, alleen met grote hoorns. Gnoes, wrattenzwijnen, bavianen, kudu’s en uiteindelijk ook nog leeuwen. Al snel is het voor ons duidelijk dat we nog wat langer blijven. We hebben inmiddels ook Erwin en zijn vrouw Esmee ontmoet. Zij zijn in gezelschap van Rhino, een kleine, pezige bushman, die de hele dag door zijn verrekijker aan het tellen is. Erwin is de grote baas van de noordelijke parken en gevestigd in Rundu. Nog een paar maanden en dan gaat hij met pensioen. Genieten van zijn boerderij waar hij een paar honderd koeien heeft staan. Hij is een trotse, grote Herero en zo stelt hij zich ook voor. Wij herkennen inmiddels, qua uiterlijk en kleding, de Hereros, de Ovambos en de Bushman wel, maar heel veel weten we er niet van. Hij staat uitgebreid stil bij een akelig stuk koloniale geschiedenis dat wij nauwelijks kennen. Duitse genocide in Namibië is pas recent erkend en er is gesteggel over herstelbetalingen. Van de hak op de tak is hij nieuwsgierig of zijn Nederlandse evenknieën ook aan teambuilding doen, zoals hij op dit moment doet door mee te doen aan de gamecount. Hij heeft overigens wel het enige platform gekozen waar een douche is ingebouwd. Wat doet bijvoorbeeld de grote baas van het bedrijf waar jij gewerkt hebt met zijn team, vraagt hij. Even hebben we het beeld voor ogen van de Raad van Bestuur van ING of KLM, in een kleurige boxershorts en een oude T-shirt, opgewekt kletsend tussen de feestelijk fladderende buffelstrips.
Thomas
Op de derde ochtend van de game count treffen we Thomas bij weer een andere waterplaats. Hij staat samen met een van zijn rangers tot zijn middel in de olifantendrek te zwoegen om een waterdoorloop vrij te maken die de ene waterplas met de andere verbindt. Ook een van de dames gooit haar kracht in de strijd. Fatima, die vanwege de opdruk op haar velours shirt, Queenie wordt genoemd, geeft instructies vanaf het droge. In het kader van gelijke behandeling doet Thomas, die haar leidinggevende is, haar de suggestie om ook in de blubber te stappen en te helpen. “I am an office worker” roept ze “If I wanted to be in the shit, I would have chosen to be a field worker”. Te grappig.
Er hangt een gezellige sfeer bij elk van de teams en er wordt veel geplaagd. Wij vinden het wel weer heel bijzonder om een paar dagen door te brengen met deze gepassioneerde mensen die zo trots zijn op hun park zijn. En ook nog eens andersoortige gesprekken te voeren dan het standaard praatje-paal over de warmte en de droogte. Die kans krijg je niet heel vaak als je in deze regio rondreist. Op de laatste dag rijden we nog een keer bij onze nieuwe vriend langs. Even horen hoe het gaat na zijn prut avontuur. De mannen in het park zijn wel wat gewend maar ook voor hen is een paar uur worstelen in de olifantenkak niet gezond. Gisteravond keek hij wat bezorgd omdat eventuele antibiotica van ver moet komen. Zijn zorgelijke rimpels werden alleen nog maar dieper toen de parkauto die hem op zou halen, 5 meter voor ons sputterend to stilstaand komt. Diesel is op. Op hetzelfde moment wordt een olifantenbaby per ongeluk in alle drukte in een betonnen waterbak geduwd i. Misschien zijn het wel honderd olifanten die staan te dringen om wat te drinken. Er is paniek, geschetter, geduw en getrek. Gelukkig staat de baby en ligt niet op de rug, zoals eerder in het jaar. Zo’n kleintje verdrinkt dan heel snel ook al omdat de gestreste moeder geen hulp accepteert van de rangers. Uiteindelijk zet de matriarch haar grote voorpoot onder de kleine billen en wipt de grijze dreumes eruit. Intussen klimmen Thomas en zijn ranger bij ons in de auto om mee terug naar de lodge te rijden. Daar krijgen ze diesel en een lift terug van de lodge eigenaar. We hebben het er in het stikdonker helemaal druk mee.
Ik zou bijna vergeten dat de volgende dag het begin van mijn 65e levensjaar is. Wat een prachtige plek om jarig te zijn! En wat een ontvangst bij ons afscheid van Thomas. Niet alleen zingen hij en Ed mij bij zonsopgang vrolijk toe maar hij neemt ons allebei ook mee op inspectie van een van de waterholes. Sporen zoeken, pomp controleren en samen kijken hoe de betonnen bak veiliger kan voor de kleine olifanten. Bij de koffie en koek nodigt hij ons uit om, als vrijwilliger,volgend jaar in zijn team mee te doen bij een van de counts. Dat is geen cadeautje maar een cadeau.
Naar het noorden
Na alle drukte rijden we beetje verweesd, uiteindelijk door naar Camp Khaudum in het noorden van het park. Er ligt namelijk nog een heel stuk park dat we nog niet gezien hebben. Meer dan 100 kilometer hobbelen door diep zand en over smalle bospaden. Het is kurkdroog en rond de waterplaatsen groeit vrijwel niets meer. Hier vinden we de stuivende open vlaktes, die we verwacht hadden. En ook weer heel veel olifanten. Waar je ook kijkt. Ze migreren tussen Botswana en Angola. Altijd weer op zoek de regen en fris groen. Onze nieuwe kampeerplek is gelijk een favoriet. Alsof we in een levend schilderij staan. Wij kijken, vanaf de heuvelrand uit gele vlakte. Waarschijnlijk een brede, oude rivierbedding, omzoomd door oude bomen die tegen de andere heuvels opgroeien. De avond is vol geluiden. Gekraak van etende olifanten, het karakteristieke geluid van de nachtzwaluw, een mopperende leeuw en opeens ook wat getik in de struiken. Klinkt als breipennen. Als het stekelvarken tevoorschijn komt is hij toch wel erg groot van dichtbij. Ons ziet hij niet en weg is ie weer.
In de verte ligt glinstert er wat water. Niet veel maar genoeg om een continue stroom dieren te garanderen. Het plan is om bij zonsopgang de vlakte in te rijden en dichterbij de waterplaats koffie te maken. Dat hoeft helemaal niet. Gelijk met het dagelijkse vogelconcert, komt er ook een sliert gnous langs. Langzaam en voorzichtig banen ze zich een weg langs onze heuvel. Een enkeling springt gek, stampt en snuift. En dan zien we een leeuwinnenhoofd boven het gras. En nog paar oortjes. En nog een paar. Vier dames en twee stoeiende pubers. Net zichtbaar in het vroege ochtendlicht terwijl de lange stoet gnoes zich in een stofwolk verplaatst naar het water. Het is een indrukwekkend schouwspel. En zoveel fijner om getuige van te zijn dan honden die naar de hondenhemel verhuizen .