Het is een rare gewaarwording. Als we stil staan glijden we langzaam de weg af maar als we rijden glijden we ook in de richting van de diepe afwateringsgreppel. Voor ons ligt een bolle, grauwe en glimmende weg die er gisteren toch echt niet zo akelig uitzag. We hebben heel even met onze laarzen de weg getest maar dat blijkt een nog slechter plan te zijn dan rijden. Alsof je op zwart, spiegelglad ijs loopt. De regen van vannacht heeft de weg, die eerder nog op keihard, slecht gestort beton leek, veranderd in een glijbaan. ‘Black cotton soil’ heet het goedje en is de gladste, meest snotterige prut waar we ooit in gereden hebben. Ed weet onze Harry als een dronken ballerina naar een grassig stuk te rijden. En net als we denken dat we het ergste gehad hebben, zuigt de modder ons toch nog de greppel in. Daar hangen we dan, ergens in de Mara Triangle, de noord-westelijke uithoek van de Masai Mara in Kenia. We stranden precies na een bocht zodat we uit het zicht staan van sporadisch ander verkeer. Hopelijk trekken we geen aandacht van de twee humeurige buffels die we kort ervoor stoorden in hun stinkende modderbad of van de leeuwen die vanochtend aan de andere kant van de bosjes zijn gezien.
Ik ben niet blij. Ingeklemd tussen een camera met een lange 600 millimeter lens en een raam met zicht op een geschrokken slijkkruiper. Hij maakt zich uit de voeten in het modderige moeras waarnaar we, onaangenaam schuin, overhellen. In mijn beleving staan we op punt van omrollen maar Ed ziet dat anders. Voordat ik op mijn eigen onhandige wijze, al vloekend, via het middenconsole en bestuurdersstoel, uit de wagen geklommen ben, heeft Ed de rijplaten losgeschroefd en voor de wielen geschoven. Dat helpt wel iets maar niet genoeg. Eigenlijk heel snel worden we opgemerkt door een ranger in een safari-wagen die ons binnen de kortste keren vlot trekt. We hebben meer geluk dan onze mede-kampeerders, een gezin uit Nairobi, die met zijn zessen van de weg glibberen. Als de kinderen op de zijkant van de auto gaan staan om de aandacht van de in de verte passerende safari-voertuigen te trekken, wordt er vrolijk terug gezwaaid. Het duurt een paar uur voordat het tot iemand doordringt dat ze toch al erg lang staan te zwaaien.
Met de regenbuien in de nacht vinden we het een beter idee om de weg eerst een paar uur te laten drogen en de ochtend op de kampeerplek in het groene, weidse park te blijven plakken in plaats van in de vroegte op pad te gaan door het gebied. Dat is overigens geen straf. Er graast in de ochtend een nijlpaard naast onze wagen, de hyena’s staan in de avondschemer naar de kippe-dijen op onze braai te gluren en het is heel zelden dat we bij de koffie geen olifant, giraf of zebra zien.
We hebben dit keer ongeveer 7 weken die we voor een groot deel in Kenia willen doorbrengen. Door de aanhoudende regen van afgelopen November hebben we maar weinig van dit kleurrijke land gezien en wat we gezien hebben smaakte naar meer. Vanaf het begin zit er een beetje de klad in de ‘ongeveer’ route die we in ons hoofd hebben door een onderhuidse en ongrijpbare onrust. We houden het er maar op dat het overlijden van mijn moeder mij toch meer uit evenwicht gebracht heeft dan ik wil toegeven en dat de nachtelijke, ongebruikelijk heftige, regenbuien ook zo zijn invloed hebben.
Na een kleine week verlaten we op een stralende, warme dag de Masai Mara met het voornemen hier in juli terug te komen om naar de grote migratie van de gnoes te komen kijken. We rijden door de uitgestrekte Masai vlakte waar we voor het eerst in de dorpjes de traditioneel geklede Masai in groten getale zien. De Masai, zowel de mannen als de vrouwen, houden van versieringen. Ze combineren hun shuka (doeken die over hun schouder geknoopt worden) met kettingen, oorbellen, riemen en enkelbandjes, gemaakt van, of versierd met kleine kraaltjes, veertjes en stukjes metaal. Daar overheen wikkelen ze zich vaak in een dikkere, rood geruite kanga (Masai deken) als bescherming tegen zon of kou. Het rood staat symbool voor leven en bloed. Als we later in het noorden van Kenia rijden zien we dat bij de traditionele dracht ook een groot mes hoort, soms gecombineerd met een speer, pijl en boog of een groot schild.
Na een paar droge en zonnige dagen aan Lake Naivasha worden we plezierig verrast door de route naar Nairobi waar we boodschappen willen doen. Vanaf Kampala hebben we geen klagen over de afwisseling in onze route. Het groene oerwoud rondom Jinja, de heuvels langs het Victoria-meer, de steile theeplantages met de tientallen theeplukkers rondom Kericho, het panoramische zicht vanaf de Oloololo Escarpment over de dieper gelegen Masai Mara en nu weer een weg die ons vanaf bijna 3000 meter uitzicht geeft op nog meer bergen en meren. De drukte rondom de hoofdstad van Kenia voelt vertrouwd. Net als de weg naar Bbrood, de Nederlandse bakker en Jungle Junction, waar we weer een paar dagen blijven staan. We willen nu wel eens met eigen ogen zien of het klopt dat de wilde dieren in Nairobi National Park echt zo dicht bij de bebouwing rondlopen. Niet ver van een groot winkelcentrum steken we de weg over, het uitgestrekte park in en treffen daar niet alleen een wirwar van bizar slechte wegen maar ook leeuwen en neushoorns met de Nairobi skyline in de achtergrond.
Langzaam wordt Corona een onderwerp in onze gesprekken met andere overlanders. Ken en Loraine zijn met hun trailer al 9 maanden onderweg vanuit Schotland naar Kaapstad en de Australische Lawrence neemt, op de fiets, de tijd om vanuit Caïro naar het zuiden te fietsen. In de koelte van de avond proberen we te begrijpen wat er eigenlijk gaande is in andere delen van de wereld terwijl we een serieuze bres in de goed gevulde biervoorraad van Jungle Junction slaan. Het is lastig om je een beeld te vormen van wat er gaande is als je in je eigen bubbel rondreist. Ons grootste probleem van dat moment lijkt de gigantische sprinkhanenplaag te zijn die delen van Kenia teistert. Gaan we die tegenkomen? En waar? En wat dan? Daarbij komt dat we over een continent reizen waar alleen al 450.000 mensen per jaar overlijden aan malaria. De dood hoort hier veel meer bij het leven dan thuis. In die context kost het tijd om de beweging beperkende maatregelen elders te duiden. Het lijkt erop dat moment ook op dat we voorlopig in de warmte van Afrika beter af zijn dan in Nederland. Zolang we ons vrij kunnen bewegen. Hoe snel we onze mening zullen bijstellen, merken we een paar dagen later.
Na een paar gezellige avonden zoeken we het noorden van Mount Kenia op met het idee dat we door de ‘regenschaduw’ van de berg voorlopig gevrijwaard worden van de regenbuien in de nacht. En dat klopt precies. De temperatuur loopt op naar 35 graden en de voorspelde sprinkhanen zijn in geen velden of wegen te bekennen. We kamperen onder de bomen op een boerderij waar de kok heerlijke verse forel voor ons bakt. Om ons heen horen we het gefluit van de klipdassen (een knaagdier). Hun aanhoudende communicatie valt echter in het niet bij het intimiderende gebrul van de fraaie zwart-witte Colobusapen die de nacht doorbrengen op de takken boven onze slaapplek. Met al die nieuwe geluiden verdwijnt het corona-virus van ons radarscherm en we rijden door naar het verlaten en ruige Meru National Park waar we wild mogen kamperen. Voor ons blijft het de ultieme Afrika-belevenis om bij de opkomende maan het hout van je kampvuurtje te ruiken als dat langzaam door de vlammen verteerd wordt terwijl je de dieren om je kampeerplek hoort scharrelen.
Er wacht ons nog een prachtige route verder naar het noorden. Met heuvels die langzaam bergen worden, het door de stof gefilterde licht en kamelen die we met hun traditioneel geklede hoeders onderweg tegenkomen. Het verlaten landschap maakt indruk op ons.
We besluiten eerst naar een olifanten-opvang en tevens het noordelijkste punt van onze route te rijden voordat we omdraaien en onze weg naar de Indische Oceaan in het oosten van Kenia zullen vervolgen. In Reteti treffen we 20 kleine olifanten die om een of andere reden van hun familie zijn gescheiden. De jongste, een olifantje van vijf weken, was bijvoorbeeld vastgeraakt in de modder en kon niet door de andere olifanten bevrijd worden. Het project wordt gefinancierd door de dierentuin van San Diego en we treffen twee Amerikaanse olifanten-experts die met de lokale verzorgers samenwerken om een zo goed mogelijke begeleiding van de olifanten-kleuters te verzorgen voordat ze, op termijn, weer vrij kunnen dolen. Een heidens karwei. De olifantjes krijgen elke drie uur te eten, er wordt een paar keer per dag een wandeling met ze gemaakt en er wordt hen geleerd zelf bladeren en gras te zoeken. We zijn de enige bezoekers en omdat we zolang mogen blijven als we willen krijgen we ook een kampeerplaats aangewezen.
Internet hebben we in geen dagen gezien dus we zijn nieuwsgierig als er opeens een televisie in de hoek van het terrein staat te tetteren met ‘Breaking News’. De president van Kenia kondigt aan dat de grenzen over 48 uur gesloten worden. Zonder veel discussie pakken we onze spullen.
Wij werkten allebei al eerder ver van huis toen het leek of de wereld nooit meer hetzelfde zou worden. Bij de golf-oorlog, tijdens de grote IJslandse gaswolk, rondom 9/11 en bij een aardbeving in SanFrancisco. Daarvan hebben we twee dingen geleerd. Als we een keuze hebben, willen we bij gebeurtenissen met een wereldwijde impact, niet in een land rondreizen waar we ons wel thuis voelen maar waar we niet thuis zijn. Daarnaast weten we van onszelf dat als we bij een beslissing veel argumenten moeten gebruiken, recht moeten praten wat krom is, het een besluit is waar we spijt van krijgen.
We willen terug naar Nederland en hebben twee opties. Via Nairobi of via Kampala. We bellen naar huis en horen dat KLM gaat stoppen met vliegen. De eerste vluchten naar Nairobi zijn dan al geannuleerd. We nemen contact op met Farouk in Oeganda, waar wij niet alleen onze auto weer veilig kunnen stallen maar die vanwege zijn functie bij de Rotary en de Uganda Board of Tourism goed geïnformeerd is over de laatste ontwikkelingen in zijn land. Met ons Nederlandse paspoort zouden we de grens vanuit Kenia naar Oeganda nog over mogen. Na twee lange dagen rijden worden we zonder problemen door de Oegandese immigratie-beambte verwelkomd. De aardige mevrouw van de douane, waar we inmiddels voor de derde keer aankloppen voor de stempels in de carnet, loopt ons al tegemoet om de roadtax te regelen en ons even later uit te zwaaien. Jolanda heeft inmiddels bij haar hondenwandelmaatje Els, die toevallig bij KLM reserveringen werkt, onze vlucht van 6 april omgezet naar de vlucht van 20 maart. Wat ons rest is alleen nog de auto klaar te maken voor de stalling met onbekende einddatum.
Onderweg wordt het onaangenamer. De politie, die ons anders nauwelijks een blik waardig keurt, informeert agressief of wij Corona komen brengen. En in elk dorp rijdt wel een omroepwagen. Het enige dat we verstaan is Corona, Corona, Corona. We worden opeens nageroepen op straat. Dat voelt heel ongemakkelijk. Farouk stuurt ons intussen een filmpje van zijn boerderij. Hij vindt het een slecht idee dat we gaan vliegen en biedt ons zijn afgelegen, omheinde, boerderij aan, inclusief personeel voor de boodschappen, om de komende maanden uit te zitten. Het is een prachtig aanbod dat we graag aannemen als het niet lukt met een vlucht naar huis. Tegelijk komt de dagelijkse berichtgeving door de Nederlandse Ambassade ter plekke op gang. We worden helder en concreet op de hoogte gehouden van de vorderingen die gemaakt worden om toestemming te krijgen voor een aantal KLM vluchten vanuit Entebbe. Als we onze intrek nemen in het Protea hotel zien we dat de crew van onze vlucht in hetzelfde hotel verblijft. Ed laat hen weten dat hij, als dat nodig is, technische ondersteuning kan geven. Alles wijst erop dat we de komende maanden niet op een dieet van groente en gekookte banaan hoeven op de boerderij van Farouk.
Het is onwerkelijk om het ene moment vertederd bij een baby-olifant te kamperen en het andere moment een bijna leeg vliegveld binnen te lopen. Met tegenstrijdige gevoelens stappen we op 20 maart in het vliegtuig. Wij gaan onderweg naar ons thuisland waar alles overzichtelijk, voorspelbaar en goed geregeld is. Waar de overheid de ergste nood ledigt en de zorg haar indrukwekkend efficiënte organisatie laat zien. We verlaten een land waar we, ondanks het gebrek aan ongeveer alles, overal warm en hartelijk ontvangen worden. Met een grote glimlach achter haar mondkapje en een vriendelijk ‘tot gauw’ neemt de douanebeambte afscheid van ons. En dat doet pijn.
Route
Jinja (Kalagala Falls Overland Camp), Sondu (Maraboi B&B), Mara Triangle (Mara West , Oloololo Gate campsite), Oseki Maasai Mara Camp, Lake Naivasha (Carnelly’s Camp), Nairobi (Jungle Junction), Timau (Kentrout Farm Camp), Meru NP (Bwatherongi Camp), Archers Post (Umoja Samburu Womans Camp), Reteti Elephant Sanctuary, Kericho (Ray’s Place), Jinja (Kabagala Falls Overland Camping)