Warm en plakkerig drinken we gulzig de vers gemaakte citroenlimonade van Christina. De citrusvruchten worden met ladingen tegelijk afgeleverd bij Elisenheim als we na een lange vlucht aankomen in Windhoek. De eigenaresse tovert de zure vruchten om in een frisse, kleverige siroop. We krijgen twee gevulde gin-flessen mee in ruil voor onze Nederlandse stroopwafels, als ze ons een goede reis komt wensen naar Central Kalahari.
We zitten net in de schaduw van een grote boom als de eerste pluizige bij zich meldt. Hij is klein en vliegt zenuwachtig in onze buurt. We reizen samen met Sven en praten nog wat na over alle hekken die we open en dicht moesten doen voordat de lange diep-zandweg begon, waar we vandaag doorheen moesten ploegen. De bij heeft er inmiddels twee vrienden bijgehaald. We besteden er niet veel aandacht aan en eten met smaak de koude gegrilde kaasworstjes die gisteren overbleven. De zoute snack doet het prima op deze snoeiwarme middag. We lessen onze dorst, intussen speurend naar vogels of andere dieren die zich ophouden in de prachtige vallei voor ons.
Het is droog en stoffig in de Kalahari en de meeste dieren verzamelen zich rond een plek waar water opgepompt wordt. Een groep olifanten rent eerder op de route, met gestrekte staarten onze auto’s voorbij om te badderen en te drinken in het inmiddels drekkige, stinkende water. Zij zijn niet de enige dieren die dorstig zijn. De bijen hebben namelijk ontdekt dat onze zweterige benen heerlijk afgelikt kunnen worden. Hun familie en vrienden zijn daarom ook uitgenodigd op dit likfestijn. Ik vind dat geen briljant plan en zelfs wel wat angstaanjagend. De meute wordt steeds opdringeriger en waar we ook kijken zien we nerveuze bijen die proberen ergens een beetje vocht op te likken. Alleen Ed heeft geen last. Hij heeft zich in een dieseldamp gehuld als hij brandstof van de jerrycans overgiet naar de vaste tank van de auto. In mijn paniek klem ik per ongeluk een smikkelende bij dood, die mij als dank trakteert op een felle steek. Het lijkt wel of de bijen nu nog massaler aan komen vliegen. We vluchten onze auto’s in, in de hoop dat ze op enig moment besluiten dat er niets te halen valt en vertrekken. Via de ventilatieroosters vinden een paar exemplaren de weg naar binnen. Het lijkt wel een horror-film. Na een uurtje verdwijnt de zwerm net zo snel als ze gekomen is. Helemaal vertrouwen doen we het in eerste instantie niet maar ze zijn echt weg. Sommige nieuwe ervaringen sla ik persoonlijk liever over.
Van Windhoek via Swakopmund naar Central Kalahari
Tijdens onze vorige reis bleven we ongeveer drie maanden plakken in Zuid Afrika ook al omdat Ilke in haar eigen huur-auto graag een aantal weken met ons mee wilde reizen. Na het overlijden van Hein zou dit niet alleen haar eerste grote reis worden maar ook de eerste Afrika ervaring. Het wordt een ‘Afrika-light‘versie waarbij we het goede leven van de zuidelijke Kaap- regio combineren met de leegte van de Karoo en de dieren in de noordelijke Kgalagadi. Dit keer willen wat meer het randje van onze comfort-zone opzoeken. In de nacht ergens in de wildernis van Hwange in Zimbabwe 24 uur dieren tellen tijdens de jaarlijkse gamecount. Een,voor ons, nieuwe afgelegen route proberen in het oosten van Botswana. En aan het begin van de regentijd proberen of we Liuwa Plains in Zambia kunnen bereiken voor de grote migratie van de gnoes.
Helemaal afzien wordt het niet. We hebben ‘odd bins’ ontdekt. Bekende en minder bekende wijnhuizen bottlen hun overproductie in anonieme flessen. Op het etiket is alleen een nummer, de regio van herkomst, de druivensoort en een korte smaakomschrijving te vinden. We slaan de witte variant ruim in. De vriezer wordt gevuld met vlees van een slager die we net buiten Windhoek ontdekt hebben en de resterende hoeken en gaten in de koelkast worden gevuld met verse groente en tonic. Dat helpt goed tegen de muggen. Met een scheut gin erbij smaakt het ook nog eens lekker.
Sven, die we samen met Judith, een aantal jaren geleden leerden kennen op een reis door Zimbabwe, heeft een sabbatical en reist voorlopig met ons op. Voordat we onderweg gaan, laten we onze zonnepanelen vervangen in Swakopmund, helemaal aan de westkust van Namibië. Een beetje omslachtig is het wel maar het is ook een mooi excuus om in deze kustplaats nog even verse vis te eten. En niet onbelangrijk is dat we daar een redelijke internetverbinding hebben. Goed genoeg om Max in Zandvoort te zien winnen. Net even anders dan vorig jaar toen we op de tribune zaten maar zeker zo feestelijk met de commentaren van F1-radio die Ed gelijktijdig streamed.
Terug in Windhoek wacht Sven en Ed helpt hem met het plaatsen van nieuwe voorstoelen in de auto, de we gelijk in Swakopmund van de distributeur meekrijgen. Na de laatste boodschappen rijden we linea recta naar Botswana om via Central Kalahari naar de grote zoutpannen in het midden van het land te rijden. Omdat we door het westelijke, meer verlaten deel van het park rijden, komen we nauwelijks andere bezoekers tegen. Wel veel giraffen, springbokken en gemsbokken die ons meestal verbaasd na kijken. En wij kijken verbaasd naar een caracal, die op zijn gemak iets verderop op het zanderige pad, voor ons uitloopt. Deze grote, rood-bruine, gespierde kat is makkelijk te herkennen aan zijn korte staart en de pluimen die zijn oren sieren. We zien deze dieren zelden en dan meestal in een flits of doodgereden langs de weg. Dus als hij ook nog eens omkijkt en kort voor ons poseert kan onze dag niet meer stuk.
We hobbelen langs uitgestrekte gele grasvlakten, drinken onze koffie onder schaduwrijke bomen en kamperen op eenzame plekken. Voorzieningen zijn er niet in het park. Als je geluk hebt is er een ‘longdrop’, een composttoilet waarbij het een aanrader is om er vooral niet in te kijken. En een ‘bucket-shower’, niet anders dan een emmer (met kraantje) aan een ketting. In het park is er alleen wat zoutig water beschikbaar voor de dieren. Wil je drinken, koken en douchen dan heb je al snel 10 liter water per dag nodig, dat naast de flessen ‘odd binns’ ook mee moet in de auto.
Sua Pan
We blijven een kleine week in Central Kalahari. Dat geeft ons de gelegenheid om weer te landen op dit warme continent. De omschakeling van drukte, internet, volle wegen, COVID-nieuws, gedoe op Schiphol en oorlogsellende, naar de warmte, stoffigheid en vooral veel ‘niets’ , vraagt wat tijd. De nieuws-carousel verdwijnt uit beeld en langzaam vertragen de dagen. Op Kubu-eiland zien we voor het eerst dat de toeristen weer terug zijn in Botswana. Gelukkig voor ons nog niet op volle sterkte zodat we nog makkelijk een plekje vinden, ook op de populairdere plekken. dat midden op de Sua-zoutpan ligt, is alleen bereikbaar als de pan echt droog valt. De talloze, eeuwenoude Baobabs die er groeien, zijn prachtig. Ze lijken vooral in het vroege en late licht de wacht te houden over dit unieke, voor de lokale bevolking, heilige, eiland. Als majestueuze poortwachters. We hopen in de avond nog wat sterrenfoto’s te kunnen maken maar dat lukt bij de opkomende maan jammer genoeg niet. Te veel licht waardoor de sterren in het niets oplossen.
Voor zonsopgang verkassen we in het donker naar een plek waar we de magische eerste stralen van de zon kunnen vangen als ze de zoutpan in een zilveren, blinkende vlakte verandert. De hemel kleurt eerst knalrood, alsof de komst van de zon wordt aangekondigd. Als de zon, in al haar majesteitelijkheid, zich boven de horizon draait, lijkt ze eerst wat kou vooruit te sturen en de kleuren weg te trekken. Om vervolgens een goud -rode kleurenpracht over de pan te storten. Het spektakel duurt een half uurtje en in die tijd loopt de temperatuur snel op. Hoe vaak we het ook zien, vervelen doet het nooit.
We verruilen het populaire Kubu voor vergeten en compleet verlaten Kokunje, een van de andere eilanden op de zoutpan. De baobabs zijn hier minder talrijk. Die staan vooral langs het onverharde zanderige pad dat langs de pan loopt. Eerder lukte het niet om deze doorsteek te vinden, wellicht door de nattigheid. Nu passeren we een oude handelspost en een aantal kleine dorpen voordat we het goede spoor vinden en de droge leegte inrijden. Het witte stof plakt aan het eind van de dag overal maar als een malse steak prettig op ons grilrooster spettert en de koude gin-tonic beter smaakt dan champagne, is er op dat moment geen plek waar we liever van de zonsondergang genieten
Hunters Road
Botswana heeft niet voor niets de naam gekregen het land van de ‘Gentle Giants’ te zijn. Als we wegrijden van Kokunje zien we de grote dieren langs de doorgaande weg. Ze hebben een pijp uitgegraven en lessen hun dorst met het frisse water. De wegwerkers, die verderop in tentjes langs het asfalt wonen, kijken er niet eens naar. Zij zijn er waarschijnlijk aan gewend dat hun werk een paar dagen later in de vernieling ligt. Wel een mooie bron van werkgelegenheid.
Mijn verjaardag vieren we tussen de tientallen olifanten van Elephants Sands die een waterplaats in stand houden voor de dorstige dieren. Er is een heuse citroencake met kaarsjes die Sven meegenomen heeft uit Duitsland, cadeautjes, een lied via whatsapp, een kaart van mijn zusje en veel berichtjes via de e-snelweg. Meestal missen we de WiFi niet, maar vandaag is het echt leuk om zoveel goede wensen binnen te krijgen.
We draaien Hunters Road op, een route die strak langs de grens met Zimbabwe loopt. Onduidelijk is of dit een patrouilleweg voor de grenswacht is, een 300 km lange brandgang of een route die door de jagers gebruikt wordt. Spannende verhalen zijn er legio. Iemand stuit op stropers die niet blij zijn, de grenswacht zou je gelijk arresteren als je te dicht bij de grenspalen komt en de weg kon op sommige delen onbegaanbaar zijn. We hebben alle tijd, dus stuiten we inderdaad op problemen, dan kunnen we gewoon omkeren en terugrijden.
Het begin van de weg is slecht te vinden. We zigzaggen tussen de olifanten, die hier over nog veel meer water beschikken dan in Elephant Sands. Nadat we ons een weg gebaand hebben door prikkerige bosjes die Harry links en rechts bekrassen, vinden we uiteindelijk een prachtige brede zandweg. Echt opschieten doet het niet dus we plannen twee overnachtingen ergens onderweg. Een grote roedel wilde honden kruist ons pad. En we vinden sporen van leeuwen en een luipaard voordat we een plek treffen die perfect is om wild te kamperen. Overigens is een wildkampeerplek geen plek waar de WiFi ontbreekt, zoals iemand ons onderweg uitlegde, maar een plek ergens onderweg in de bush. Een mooie, zoals deze vind je niet zomaar en niet vaak. Onder een enorme Baobab. Het is een van de mooiere wildkampeerplekken die we ooit vonden. De plek ligt wat hoger en we kijken over een vallei waar veel wild rondloopt. Zebra’s, allerlei antilopen en olifanten trekken zich weinig van ons aan en doen wat ze waarschijnlijk meestal doen. Grazen.
Een vreemde zandduivel
De route is afwisselend. Oude bossen, een onverwacht meer en uitgestrekte vlaktes. Sommigen roetzwart verbrand. In de verte zien we overdag zandduivels dansen. Kleine zandhozen die door de vele grasbranden niet alleen zand en blaadjes maar ook roet in de luchtstroom laten meekolken waardoor ze zwart kleuren We zien er tientallen. Een ervan ziet er anders uit. Slomer en rommeliger. We zijn op dat moment vooral druk bezig om een weg te vinden over een pad dat modderig geweest is en vervolgens door de olifanten veranderd is in een hindernisbaan. De zwarte stoffige cementvlakte bestaat uit gaten die kniediep zijn en zelfs voor onze hardwerkende auto’s is dat een grote uitdaging. Twaalf kilometer en twee uur later staan we weer op het zand en merken we dat die rare brede zwarte zandduivel anders beweegt dan de andere. Ergens is er brand, maar gek genoeg valt het niet goed in te schatten waar het gras in lichterlaaie staat. De wind draait van links naar rechts en de bron van de rook laat zich moeilijk raden. We stuiten op een grote olifantenblokkade. Het pad is volledig versperd doordat de reuzen op hun beurt staan te wachten voor een van de waterpompen verderop. Er zit niet anders op dan de motor uitzetten en afwachten wanneer er een einde komt aan de lange rij. Of iets terugrijden naar een onvoorziene campsite die we iets terug voorbij zijn gereden. Het blijkt een net (her)opend kamp te zijn met prachtige voorzieningen, een klein koel zwembad en een overdekt lounge-gedeelte met zicht op een waterplaats. Kunnen we gelijk vragen waar die brand woedt. Het blijkt niets om ons zorgen over te maken. Het is een ‘controlled fire’ aangestoken door de brandwacht van Kasane, zo’n 80 kilometer verder. Het gras wordt een paar keer per jaar weggebrand om grotere branden te voorkomen. Sven en Ed vertrouwen het verhaal niet helemaal maar ik vind het een geruststellend idee dat iemand die brand onder controle houdt. Zoveel naïviteit na al die jaren Afrika is toch ook bijzonder. Alsof er ooit iets ‘controlled’ is hier.
Afijn, het is vrijdagmiddag en waarschijnlijk heeft de brandwacht gedacht dat als ze snel het klusje klaarden, ze ook snel naar huis konden. Dus we zien opeens dat het gras, niet ver van ons, met liters brandstof tegelijk aangejaagd wordt. Met als gevolg dat we op de uitgestrekte vlakte aan de andere kant van de weg opeens metershoge vlammen zien schieten . De olifanten lopen bedaard langs onze kampeerplek, wat ikzelf een goed teken vind. Maar de realiteit is dat de vlammen wel akelig dicht bij ons in de buurt komen. Hooguit 100 meter verder loeit het vuur. Het is intussen donker en de beheerder van het kampeerterrein weet het ook niet meer. Wij zoeken voor de zekerheid onze spullen bij elkaar en maken ons klaar om te vertrekken. Desnoods naar de andere kant van de Zimbabwaanse grenspalen waar een breed zanderig gedeelte ligt. Dan maar gearresteerd door de grenswacht (die we overigens helemaal nergens gezien hebben). De brandwacht wordt opgetrommeld en we zien dat ze in hun auto’s langs de weg, die als brandgang dient, patrouilleren. De mannen slaan de kleine brandjes aan onze kant dood en het vuur krijgt geen kans om over te springen. Langzaam wordt het vuur minder en wat over blijft is smeulend oud hout (de bomen en struiken staan nog zoals ze stonden). Nog even denken Ed en Sven dat we alsnog moeten verkassen vanwege de dikke rook maar gelukkig draait de wind naar de goede kant en neemt de meeste rook mee. Wij ruiken nog een paar dagen alsof we gerookte makrelen zijn en weten inmiddels een ding zeker. Waar rook is, is vuur in deze tijd. Volgende keer niet eerst gaan vragen, maar gelijk maken dat we wegkomen.
De Route
Windhoek ( Elisenheim)
Swakopmund ( Alte Brucke)
Gobabis ( Xain Quatz campsite)
Ghanzi ( Grassland Safari’s campsite)
Central Kalahari National Park ( Xade, Piper Pan, Passarge, Deception)
Lethlakane (Tuuthebe Lodge Campsite)
Sua Pan (Lekhube Island Camp, Kokunje Island)
Elephant Sands
Hunters Road ( Wild Camp)
Kasane area ( Chobe Forest Camp)
Kasane ( Thebe Safari Lodge campsite)
De Foto's