Het is heel vroeg als we uit onze dromen gehaald worden door een geluid waarmee een aanslag op mijn trommelvliezen wordt gepleegd. Het is niet de eerste keer dat we, vlak voor zonsopgang, uit onze slaap worden gehaald. Meestal zijn het de vogels die zich al vroeg laten gelden. De ene keer is het een exemplaar dat met groot enthousiasme, heel hard, een gillende fluitketel nabootst waar langzaam de lucht uitloopt. En dan weer een vogel die eenzaam op ons dak maar wel gepassioneerd een aria ten gehore brengt. De sociable weavers, een soort musje, horen we trouwens meestal de hele nacht door. Ze wonen met grote aantallen in enorme nesten en zo gauw ze in hun woning zijn houden ze niet op met kwebbelen. Het heeft iets knus om bij hun gebabbel in slaap te vallen. Op onze laatste ochtend in Etosha worden we echter bij het eerste ochtendlicht uit onze dromen gerukt door een brullende conversatie die het tentdoek laat klapperen. Alleen leeuwen kunnen zoveel geluid verplaatsen dat je het in je borstkas voelt vibreren. En inderdaad, aan de andere kant van het kippengaas liggen leeuwen die zich luid kenbaar maken. Om zes uur in de ochtend is dat toch even schrikken.
Na de grote droogte
Het klinkt altijd beter dan het geluid van de regen dat we steeds vaker in de nacht op het dak horen trommelen. We hebben er eigenlijk niet veel hinder van. Overdag is het meestal warm en zonnig. Alleen zien we minder dieren dan in de drogere periode wanneer ze zich vooral laten zien rond de dan schaarse waterplaatsen of langs de delta in het noorden van Namibië. Wel zien we veel jonge beestjes. Bij een pas geboren springbok blijven we lang staan. Zijn wiebelige pootjes moeten zich nog uitvouwen en de moeder is nog druk bezig haar jong droog te likken. Na een uurtje springt het kleintje al met hoge sprongen in de rondte, zijn grote bruine ogen alert op de moeder gericht, onderweg terug naar hun grote familie verderop.
De wegen worden modderiger en als we vanaf Waterberg in de ochtend richting Windhoek rijden, is het stroompje van de avond ervoor een snelstromende watermassa geworden. Zowel Harry als de auto van Sven en Judith is zwaar genoeg om de, gelukkig ondiepe, overtocht te maken. Het ‘bakkie’ achter ons (een auto met een cabine en een lege laadbak), waagt het er niet op en blijft staan. Niet zo gek want het water trekt en duwt behoorlijk aan de auto’s.
Na de grote droogte van de afgelopen jaren wordt Namibië onthaald op extreem veel water. De wegen in het zuiden, rond Gruneau en Fish River Canyon, worden geblokkeerd door dikke modderstromen, de wegen door de centraal gelegen bergen bij de Namib Naukluft worden onbegaanbaar en de zoutpannen in het noorden veranderen in rap tempo in blubberige vlaktes . Het is goed nieuws voor het land. De dammen barsten uit hun voegen en de ondergrondse reservoirs zijn voor het eerst in lange tijd weer goed gevuld.
Wij kennen het land alleen als droog en warm en het is nieuw voor ons dat we op de weerberichten moeten gaan letten. ‘Flashfloods’ (onverwachte extreme waterstromen) kennen wij alleen uit de boekjes. Ze ontstaan wanneer tijdens en na de regenbuien in hoger gelegen gebieden het water een weg naar beneden zoekt en daarmee alles wat het tegenkomt meeneemt. Van de eigenaar van Tschaugab Guest Farm krijgen we de video te zien waarop zichtbaar is welke natuurkrachten een deel van hun kampeerplekken en huisjes een week eerder vernielen. Een wand van drie meter modder, keien en bomen die niets ontziend over hun terrein raast en een spoor van vernieling achterlaat. Gelukkig herkennen ze het geluid van het fenomeen al ver voordat het zichtbaar is en zijn de kampeerplekken en bungalows op tijd leeg.
Tussenstop in Windhoek
Ook bij Elisenheim, waar Christine en Andreas ons bij aankomst hartelijk knuffelen alsof Covid niet bestaat, staat er water in de normaal zo droge rivierbedding voor de deur. Bij het restaurant dat ook op het terrein staat en eigendom is van de jongere generatie, is het druk. Het water staat te hoog om te doorwaden dus de gasten die dat willen, worden droog overgezet in de bak van een grote gele shovel. Anderen maken van de gelegenheid gebruik om voor de deur te zwemmen, te kanoën of te klieren, al dan niet nog volledig gekleed. Om acht uur in de avond valt het stil. Vanwege de avondklok die voorlopig nog van kracht blijft.
Nadat Sven en Judith, met tegenzin, weer naar huis vertrekken, blijven wij wat langer dan anders in Windhoek. Onze reservetank blijft na een gescheurde las twee jaar geleden, problemen geven. Dus die willen we laten vervangen en sinds we een enorme harige spin in ons slaapgedeelte hebben aangetroffen, willen we de hele auto leeg halen en nakijken op ongedierte dat onbedoeld meelift. Dat is gelijk een mooie mogelijkheid om alle rotzooi die zich ongemerkt ophoopt in Harry eens kritisch tegen het licht te houden. Blikjes met onbekende inhoud, die er in Uganda zo smakelijk uitzagen, verdroogde kit, een toiletkrukje. Het verdwijnt allemaal naar een nieuwe liefhebber.
Lelie-pan
We treffen inmiddels elke dag wel overlanders op de kampeerplaats. Meestal Zwitsers of Duitsers die net als wij hun auto van ver naar Namibië hebben gehaald. Een van hen geeft ons de tip om naar ‘Leliepan’ te rijden, in het zuiden. Op het terrein van de Sandhof-boerderij ligt een kale vlakte die zich in een jaar van heftige regenval vult om vervolgens duizenden lelies in de modder te laten bloeien. De bloei duurt vijf dagen waarna de lelies afsterven en zich weer terugtrekken in de blubber die in de loop van de weken daarna indroogt. Na een paar dagen is er niets meer te zien van het kleurige spektakel en ligt de woestijn weer woestijn te zijn. Wij zijn blij met de tip. Niet alleen de hoeveelheid bloemen zo midden in de leegte te zien is speciaal. Maar ook de aantrekkingskracht die de lelies op de Namibiërs hebben is een bezoek waard. Van heinde en verre verzamelen zich complete families in auto’s volgeladen met zonneschermen, buitenkeukens en grote koelboxen, gevuld met ijsblokken, bier en braai-vlees. Het lijkt net Zandvoort op een mooie dag alleen dan wat gemoedelijker. Er wordt gewandeld en gepoedeld in de modder en het lijkt of iedereen elkaar kent. Ons kennen ze ook, want onze auto is in de omgeving gezien en dat geeft genoeg aanleiding voor een praatje.
Flashflood in Sossus
We vragen gelijk rond wat een mooie plek is om naar toe te gaan nu het water zo ongebruikelijk stroomt. Het advies is om vooral na het weekend naar Sossus te gaan. In het gebied dat wij kennen van de rode zandduinen wordt opnieuw regen verwacht en dat zal mogelijk spectaculaire beelden opleveren vanwege de donkere luchten. De Namibiërs die hier ook van genieten, vertrekken doorgaans op zondag weer naar huis om te werken. En wij krijgen meer dan we ooit konden bedenken.
De regen dient zich met veel geflits en gedonder aan en boven de bergen pakken de zwarte wolken zich al snel samen. De wind is bij vlagen stormachtig en het zand geselt degenen die zich nog op het verlaten kampeerterrein buiten waagt. Op een enkele druppel met de omvang van een soepbord na, blijft het bij ons droog. Alles bij elkaar duurt het niet eens heel lang maar de maan en de sterren komen niet tevoorschijn achter het dikke pak wolken.
De volgende ochtend staan we om half zes, in het stikdonker, bij het hek dat toegang geeft tot de Sossusvlei, de zestig kilometer lange kurkdroge vallei met de hoge rode fotogenieke duinen. Al na twintig kilometer worden we gestopt door de parkwachters. In de normaal droge rivierbedding dendert twee meter water dat zich in een razend tempo naar het eind van de vallei spoedt. Er is geen doorkomen aan. Maarrrrr... de behulpzame ranger die de doorgang bewaakt vertelt ons dat het water over een paar uur gaat zakken en dat zou misschien een mogelijkheid geven om toch nog verder te kunnen. We zoeken een plek om de zon van achter de duinen op te zien gaan, te ontbijten en koffie te drinken. En we maken kennis met de Zwitserse Patrick en de Namibische Johan die net als wij, wachten op de dingen die wel of niet komen gaan .
Om een uur of negen mogen we verder de vallei in. De parkwachter drukt ons op ons hart niet verder te gaan dan waar anders de laatste kilometers van de mulle zandweg naar de eigenlijke Sossusvlei beginnen. Het diepzand-gedeelte staat nu gevuld met hoog water dat de verraderlijke kuilen en oude boomstronken verstopt die het rijden onveiliger maken dan nodig. Verder waarschuwt hij ons dat de stroom die we vanochtend voorbij zagen denderen het einde van de vallei, veertig kilometer verder, nog moet bereiken.
En dan rijden we zomaar in de verlaten vallei die we voor het laatst vier jaar geleden in Harry 1 moesten delen met tourbussen en een sliert huur-auto’s in een race naar de hoogste duinen voor een mooie zonsopgang. Dune 45, die zich anders mag verheugen over de tientallen mensen die in het halfdonker omhoog klauteren, ligt er nu verlaten en maagdelijk bij. Haar voeten in het water; de restanten van eerdere buien. Er staan op veel plekken grote waterplassen. En wapperend groen gras, dat op zich al bijzonder is in deze lege woestijn.
Op het punt aangekomen waar de parkwacht ons geadviseerd heeft te blijven, parkeren we Harry in de schaduw om te kijken naar het water dat zich verzamelt heeft en zich over het laatste stuk zandweg perst. Uiteindelijk zal de stroom zich proberen naar de kust te wurmen, vele kilometers verder. Waarschijnlijker is dat het water onderweg het zand verzadigt en ergens in een van de duinen verdwijnt. Maar zover is het nog niet. Wij blijven met drie auto’s wachten om te zien wanneer dat water van vanochtend hier aankomt.
Het is warm en bij veertig graden doezelen we een beetje in de middagschaduw. De warmte lijkt ook het water in slaap te sussen. Het peil is al behoorlijk gezakt en in de wind zien we het water nog wat heen en weer wiegen. Totdat Ed opeens ziet dat het water gaat bewegen. En er is een zacht geruis in de verte te horen. Binnen de kortste keren is de bedding waarin we anders met de auto rijden weer gevuld en stijgt het water pijlsnel. Het is niet alleen de oude bedding die zich vult. Als zowel Ed als Johan en Patrick, waarmee de hele dag al optrekken, hun drones laten vliegen, zien we dat het water de volle breedte van de vallei, van duin naar duin, gevuld heeft en onderweg is naar het laagste punt. Wij staan op een kleine terp en zien vandaar de massa water zijn weg zoeken. Wat een onwerkelijk beeld om de zij-vallei die achter ons ligt zich te zien vullen en het zand te zien afkalven in de aanhoudende stroom. We weten dan ook dat er twee auto’s waarvan de bestuurders de instructies van het parkwachter in de wind geslagen hebben toch hun weg vervolgd hebben door het dan nog rustige, knie-diepe water. Het water is inmiddels manshoog en we hopen dat de inzittenden een goed heenkomen gevonden hebben. Ze hebben in ieder geval met de satelliettelefoon om hulp gevraagd. De parkwachter maakt zich er niet heel druk om en is vooral geïrriteerd over zoveel dommigheid. ‘ No respect for nature’ moppert hij en gaat op zijn slippers, aan het eind van de dag, in zijn vrije uurtjes, poolshoogte nemen verderop in de vallei. Hij is in gezelschap van zijn vrouw en dochtertje, gewapend met twee liter cola. Van zo’n rescueteam kan je alleen maar dromen.