De vindingrijkheid van de Oegandezen en Kenianen om fietsen, brommers, Matutu’s (de busjes die gebruikt worden voor personenvervoer) en touringcars maximaal vol te laden lijkt geen grenzen te kennen. We zien bankstellen op de brommers, enorme bananentrossen op de matutu’s, een doodskist op de fiets en geiten die met wapperende oren in een bak op het dak van de langeafstands-bus staan . En dan blijkt er toch nog een overtreffende trap in deze vindingrijkheid te zijn. In het noorden van Kenia, bij Marsabit, niet ver van de grens met Ethiopië komen we de eerste Landcruisers uit Somalië tegen. De zakken, pakken en koffers hoog opgestapeld, mensen die uit het raam hangen en kleurige gasflessen, slingerend als kerstversiering, vastgeknoopt aan de buitenste lading. Ergens daartussen zit een chauffeur. Het is lastig om niet met open mond te staren. Die zijn op safari volgens de man die onze reserveband, zonder succes, probeert op te lappen. Safari? Dat lijkt me toch stug.
De draad weer opgepakt
Eind november steken we bij Busia de grens over naar Kenia. Bij het loket van immigratie loopt dat soepel nadat onze temperatuur is opgenomen en de echtheid via de QR-code van onze Covid- test is geverifieerd. Bij de douane loopt het spaak. De stroom valt uit en de dame achter het loket heeft nooit eerder een Carnet de Passage gezien. Na twee uur praten, zuchten en mopperen, waarmee, zoal gewoonlijk, iedereen in de buurt zich bemoeit, mag Ed, achter het loket, assisteren bij het invullen van onze ‘ foreign car registration’. Opeens staan we in Kenia
In sommige opzichten vinden we Kenia een wat makkelijker land om te reizen dan Oeganda. De supermarkten zijn doorgaans beter te vinden en ruim bevoorraad. Ook de variëteit aan groente en fruit in de stallen langs de weg is zo mogelijk nog groter dan in het buurland. Keerzijde is dat we de drukke doorgaande wegen niet altijd kunnen omzeilen. We rijden dan in een tergend langzame colonne van zwaar beladen vrachtwagens, riekende busjes, ezelkarren en brommers, heuvel op en heuvel af. Vooral de bussen en matutu’s halen ons, op deze volle tweebaanswegen, in, op plekken waarvan wij zeker weten dat dat echt niet gaat. Maar het gaat wel en loopt meestal goed af.
We maken een tussenstop in Kericho, het centrum van de Keniaanse theeproductie. De velden golven in het tropische licht over de heuvels tot zover het oog reikt. Bij toeval ontmoeten we een van de eigenaren van Moyee, een koffiemerk dat mooi roze verpakt, in de schappen van Albert Heijn te vinden is. Niet veel verder liggen namelijk koffieplantages en Moyee is lokaal een project gestart om niet alleen de teelt te verduurzamen maar ook de koffieboeren aan een beter inkomen te helpen. Ondanks de rijke koffie- en thee-oogsten hoort Kericho helaas nog steeds bij de armere regio’s in Kenia.
We reizen door de Rift- vallei. De steile wanden van de Grote Slenk torenen een paar honderd meter bovenons uit bij Nakuru als we de weg langs een van de grote Rift-meren volgen. Vlakbij deze derde grote stad van het land gebruiken we Punda Millia een paar dagen als thuisbasis. Met de eigenaar blijken we een kring van vage en minder vage kennissen door oost- en zuidelijk Afrika te delen. Hij loopt vaak even langs voor een praatje bij de koffie en stukje bij beetje krijgen we zijn fascinerende levensverhaal te horen. Hij was gids, werkte als chauffeur op de overlandtrucks die met rugzaktoeristen van London naar Kaapstad reden, vergaarde zijn kapitaal door het verbouwen van huizen in Nieuw Zeeland en liet dat vervolgens achter bij zijn gezin dat niet mee terug naar Kenia kon of wilde. Als ik na een paar dagen vraag naar waar hij is opgegroeid, trekt er kort een donkere waas over zijn ogen waar ik van schrik. Wij allebei van schrikken. Kuruma is derde of vierde generatie in een familie die op een groot boerenbedrijf woont en werkt in de buurt vanLake Naivasha. Er worden onder meer boontjes en bloemen geteeld. Moderne slavernij, vertelt hij. Er is school, er is eten en 25 dollar in de maand. Als hij als twintiger daar kritische vragen over stelt wordt hij door de engelse ‘ lady of the house’ gesommeerd om te vertrekken. Vooral de details van dat gesprek, te persoonlijk om te delen, shockeren ons. Dat een pond sperziebonen geteeld in Kenia voor een paar dubbeltjes bij ons in de winkels ligt, niet echt klopt, weten we natuurlijk wel. Maar als iemand je confronteert met wat dat betekent voor zijn persoonlijke leefwereld is dat een heel ander verhaal. Het is een verhaal dat aan me blijft plakken.
Het is daarna lastig omschakelen naar de dagelijkse beslommeringen onderweg. Bij de Toyota garage in Nakuru kunnen we de volgende dag al terecht voor groot onderhoud aan Harry. Met nieuwe remblokken kunnen we in ieder geval veilig richting Mount Kenia en het verlaten noorden. Voordat we verder trekken verkennen we nog Lake Nakuru National Park. Door het hoge water zijn de grote wolken roze flamingo’s vertrokken. Zij leven van alkaline dat alleen bij laag water te vinden is. Voorlopig is er nog wel ruimte genoeg voor de neushoorns en ook de pelikanen gedijen goed in het drassige gedeelte rondom het meer.
Aberdares en Samburu
Tijd voor wat nieuws. We steken de Aberdares over, een bergketen dat parallel aan de toppen van Mount Kenia ligt. We klimmen door de dichte bamboebossen naar 3100 meter en kamperen daar op de hoogste plek waar we tot nu toe stonden. We delen de plek met een familie nieuwsgierige bosbokken. Olifanten en buffels kruizen ons pad. Nooit geweten dat deze dieren zich zo hoog op hun gemak voelen. Aan eten ontbreekt het ze in ieder geval niet. Het is er groener dan groen, afgewisseld met baardmossen en fel gekleurde bloemen die vooral op de apen aantrekkingskracht uitoefenen.
Hoe anders is dat als we verder in het noorden onze weg vervolgen. Na Isiola komen we weer in de rotsige woestenij rondom Lake Turkana. Hier moesten we in maart omdraaien omdat de grenzen gesloten werden. Ik vergaap me nog steeds aan de met kralen en glimmers behangen Samburu- vrouwen en hun woest uitgedoste mannen. Een halfslachtig plan om langs Lake Turkana te rijden strandt als een oude reparatie aan een van de banden het begeeft en niet meer te herstellen valt. We staan in Marsabit dat onverwacht mistig en regenachtig is. De eigenaar van de bandenreparatie-werkplaats helpt ons met een wat smallere en gebruikte, band. Niet geschikt om lang op te rijden maar wel heel prettig als reserveband. Tot onze verbazing mogen we niets betalen. We zijn er zo aan gewend dat in Afrika alleen de zon voor niets opgaat dat Ed nog een paar keer vraagt of het wel klopt. In verband met de onlusten in Ethiopie, waar we niet ver vandaan zijn, en een dreiging van een Somalische terreurbeweging, staan er veel militaire checkpoints onderweg. Het laatste dat we willen is een misverstand over een onbetaalde band.
Inmiddels komen we, behalve de zwaar bepakte Somalische landcruisers, echt niemand meer tegen. We rijden Samburu National Park in waar het hek wel open staat maar de kluis gesloten is. Er kan niet betaald worden. De bewaker wappert dat we gewoon door kunnen rijden. We zijn naast twee bezoekers aan een lodge de enigen die door het park rijden. De aanleiding van de lage bezoekersaantallen is zonder twijfel verdrietig maar weerhoudt ons er niet van om met volle teugen te genieten van deze unieke mogelijkheid om aan de Samburu-rivier te kamperen. Het water staat laag en bij het ontbijt zien we olifantenfamilies en groepen giraffen in het ochtendlicht door het water waden. Alsof we in een BBC-documentaire figureren. Alleen het commentaar van David Attenborough ontbreekt. Om het feest compleet te maken vinden we in de avond een grote luipaard-man die zich nog lijkt te laven aan het laatste avondlicht. Zijn nageslacht ontdekken we met wat aanwijzingen van een ranger onderweg, hoog tussen de rotsen verstopt, in afwachting van de terugkomst van hun moeder. Aan de blauwe ogen, waarmee ze ons nieuwsgierig gadeslaan, kunnen we zien dat ze pas een paar weken oud zijn.
De Masai Mara
Het is een voorproefje van wat ons te wachten staat op de uitgestrekte vlaktes van de Masai Mara. We hebben ons voorgenomen om daar gebruik te maken van een gids. De wegen zijn er slecht, zeker na de de recente stortbuien en Harry is een zware auto. Eigenlijk te zwaar voor de gaten en modder die we verwachten. Voor Ed is dat ook niet heel ontspannen rondrijden. De Mara staat niet onder beheer van de overheid maar van de Masai, een grote bevolkingsgroep in Oost- Afrika en van oorsprong een nomadisch volk, dat rondtrekt met hun kuddes geiten, schapen en koeien.
Bij Aruba Mara worden we meer dan hartelijk welkom geheten door Gerdi, de Duitse eigenaresse die al jaren samenwerkt met Peter en zijn Masai familie waardoor ze inmiddels een knusse lodge annex camping aan de Talek rivier heeft opgebouwd. We zijn gelijk thuis. Als we niet in het park rondrijden verwent Gerdi ons met haar uitgebreide maaltijden. Het ontbreekt ons aan niets. Ook Edward, de lokale bewaker,neemt zijn zorgtaak serieus. Het vuurtje waarmee de douche verwarmd wordt brandt altijd als we ‘ thuis’ komen en hij zorgt, door het kamp rennend in zijn rood/zwart geblokte Masai outfit, dat de bavianen afstand houden. Zijn, van autobanden gemaakte, slippers verliest hij meestal onderweg maar dat lijkt hij niet te merken. Het heeft iets van een slapstick maar intussen zijn fan we van de man die met zoveel toewijding de vernielzuchtige apen naar de andere kant van de rivier verjaagt.
Ons grootste cadeau is echter Jamlick met zijn humor, scherpe blik en talent voor spoorzoeken. Zelf vader van vier kinderen, zoon van een vader met zes vrouwen, broer van 42 broers en zussen en totaal ongeschikt als geitenhoeder. Als Jamlick vijf of zes is moet hij er, net als alle andere kinderen van die leeftijd, op uit om op een kudde dieren te passen. Als zijn vader hem een paar keer controleert vindt hij de jonge Masai ver van de kudde, spelend met een gevonden antilopenkalfje of dromend de sterren bestuderen. Hij stuurt Jamlick naar school en voldoet daarmee gelijk aan de verplichting vanuit de overheid om 1 kind in elk gezin te laten leren. Heel oneervol voor een Masai want op school lever je geen bijdrage aan de ‘community’. Hij vertelt het verhaal vol humor. Na zijn school werkt hij als eerst als room-stewart in een van de dure lodges, zuigt de kennis op van bekende gidsen ter plekke en verafschuwt een ritje in de hete luchtballon. Hij vindt dat er geen mooiere plek is dan de Masai Mara waar hij geboren en getogen is.
Jamlick kent alle hoeken en gaten van het gebied en zorgt bij zonsop- en ondergang voor de meest fotogenieke plekken. Wij zijn helemaal enthousiast over zijn bijzondere gevoel voor het gedrag van de dieren. Als de paar wagens die rondrijden allemaal links van de rivier staan, staan wij rechts omdat hij weet dat het luipaard daar naartoe onderweg is. Hij vindt vijf verschillende leeuwenfamilies voor ons. Allemaal met een eigen verhaal. We zien een moeder die de kleine welpjes van verre ophaalt om mee te eten aan de restanten van een Topi terwijl hyena’s, gieren en jakhalsen intussen proberen ook een graantje mee te pikken. Daar tussendoor heeft Gerdi voor ons een uitgebreid ontbijt ergens onder een hoger gelegen boom georganiseerd en een dag later een sundowner met zicht op de giraffen die zich statig over de vlaktes bewegen. Het maakt onze vip- behandeling compleet. Er gebeurt veel in de vijf dagen dat we blijven. We staan een tijd bij twee kleine leeuwen die een olifant besluipen. Een aktie waar de olifant minzaam kennis van neemt. We zien de vijf cheetah broers die een ongebruikelijke coalitie vormen en prachtig in beeld gebracht zijn in een recente BBC-documentaire. En dan hebben we het nog niet over de cheetah-moeder met haar vier spelende, pluizige kinderen of de luipaarden in de rivierbedding. Dit is Safari 2.0, zeker ook door de bijzondere bijdrage van onze jonge gids. De combinatie van omgeving, de bijzondere ontmoetingen en de ruimte die Covid ons letterlijk geeft om zo ongestoord rond te trekken maken indruk. Habari Za Safari? is de meest gestelde vraag onderweg. Hoe was je reis? Onze Masai-gids legt uit dat iedereen die hier onderweg is ook op safari is. Of je van Kampala onderweg bent naar Windhoek of van de ene boom naar de andere. En wij maar denken dat een safari iets exclusiefs is.
Route